어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
잃다
기다려, 너 지갑을 잃어버렸어!
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
쓰다
그는 편지를 쓰고 있다.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
보여주다
나는 내 여권에 비자를 보여줄 수 있다.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
확인하다
치과 의사는 환자의 치아 상태를 확인한다.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
결정하다
그녀는 어떤 신발을 신을지 결정할 수 없다.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
기록하다
비밀번호를 기록해야 합니다!
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
사용하다
그녀는 모든 돈을 사용했다.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
다이얼하다
그녀는 전화를 받아 번호를 다이얼했습니다.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
내리다
오늘 눈이 많이 내렸다.
cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
열다
이 통조림을 나에게 열어 줄 수 있나요?
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
시작하다
병사들이 시작하고 있다.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
작동하다
오토바이가 고장 났다; 더 이상 작동하지 않는다.