어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
확인하다
치과 의사는 환자의 치아 상태를 확인한다.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
함께 살다
그 둘은 곧 함께 살 계획이다.
cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
느끼다
그는 자주 외로움을 느낀다.
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
뒤쫓다
엄마는 아들을 뒤쫓는다.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
파괴하다
그 파일은 완전히 파괴될 것입니다.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
받아들이다
그것을 바꿀 수 없어, 받아들여야 해.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
보호하다
헬멧은 사고로부터 보호해야 한다.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
차례를 얻다
제발 기다리세요, 곧 차례가 돌아올 것입니다!
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
들리다
그녀의 목소리는 환상적으로 들린다.
cms/verbs-webp/115628089.webp
bereiden
Ze bereidt een taart.
준비하다
그녀는 케이크를 준비하고 있다.
cms/verbs-webp/62788402.webp
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
지지하다
우리는 당신의 아이디어를 기꺼이 지지한다.
cms/verbs-webp/93031355.webp
durven
Ik durf niet in het water te springen.
감히하다
나는 물에 뛰어들기 감히하지 않는다.