어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
낭비하다
에너지를 낭비해서는 안 된다.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
과세하다
기업은 여러 가지 방법으로 과세된다.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
명확히 보다
나는 새 안경으로 모든 것을 명확하게 볼 수 있다.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
추가하다
그녀는 커피에 우유를 추가한다.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
설득하다
그녀는 종종 딸에게 밥을 먹게 설득해야 한다.
knippen
De kapper knipt haar haar.
자르다
미용사가 그녀의 머리를 자른다.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
의심하다
그는 그것이 그의 여자친구라고 의심한다.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
말하다
극장에서는 너무 크게 말하지 않아야 한다.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
저축하다
소녀는 용돈을 저축하고 있다.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
초대하다
우리는 당신을 설날 파티에 초대합니다.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
극복하다
운동선수들은 폭포를 극복한다.