어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
적합하다
이 길은 자전거를 타기에 적합하지 않다.
cms/verbs-webp/122010524.webp
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
시작하다
나는 많은 여행을 시작했다.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
읽다
나는 안경 없이 읽을 수 없다.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
견디다
그녀는 그 통증을 거의 견디지 못한다!
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
부담시키다
사무일이 그녀에게 많은 부담을 준다.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
연결하다
이 다리는 두 동네를 연결한다.
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
말하다
그녀는 그녀에게 비밀을 말한다.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
제외하다
그 그룹은 그를 제외한다.
cms/verbs-webp/114272921.webp
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
몰다
카우보이들은 말로 소를 몰고 간다.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
밟다
이 발로는 땅을 밟을 수 없어.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
배달하다
그는 집에 피자를 배달합니다.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
요구하다
내 손주는 나에게 많은 것을 요구합니다.