어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
적합하다
이 길은 자전거를 타기에 적합하지 않다.

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
시작하다
나는 많은 여행을 시작했다.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
읽다
나는 안경 없이 읽을 수 없다.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
견디다
그녀는 그 통증을 거의 견디지 못한다!

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
부담시키다
사무일이 그녀에게 많은 부담을 준다.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
연결하다
이 다리는 두 동네를 연결한다.

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
말하다
그녀는 그녀에게 비밀을 말한다.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.
제외하다
그 그룹은 그를 제외한다.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
몰다
카우보이들은 말로 소를 몰고 간다.

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
밟다
이 발로는 땅을 밟을 수 없어.

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
배달하다
그는 집에 피자를 배달합니다.
