어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
차례를 얻다
제발 기다리세요, 곧 차례가 돌아올 것입니다!
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
따라가다
병아리들은 항상 엄마를 따라간다.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
상상하다
그녀는 매일 새로운 것을 상상한다.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
허용하다
우울증을 허용해서는 안 된다.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
밟다
이 발로는 땅을 밟을 수 없어.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
발송하다
그녀는 지금 편지를 발송하려고 한다.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
닫다
그녀는 커튼을 닫는다.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
함께 살다
그 둘은 곧 함께 살 계획이다.
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
즐기다
우리는 놀이공원에서 많이 즐겼다!
spellen
De kinderen leren spellen.
철자하다
아이들은 철자하는 것을 배우고 있다.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
방문하다
오랜 친구가 그녀를 방문한다.