어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/41019722.webp
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
집으로 가다
쇼핑 후 두 사람은 집으로 간다.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
갱신하다
페인터는 벽색을 갱신하고 싶어한다.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
움직이다
많이 움직이는 것이 건강에 좋다.
cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
열어두다
창문을 열어두는 사람은 강도를 초대하는 것이다!
cms/verbs-webp/46565207.webp
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
준비하다
그녀는 그에게 큰 기쁨을 준비했다.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
희망하다
많은 사람들이 유럽에서 더 나은 미래를 희망한다.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
설명하다
색깔을 어떻게 설명할 수 있나요?
cms/verbs-webp/119188213.webp
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
투표하다
유권자들은 오늘 그들의 미래에 대해 투표하고 있다.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
알아보다
생소한 개들은 서로를 알아보고 싶어한다.
cms/verbs-webp/73649332.webp
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
외치다
들리려면 당신의 메시지를 크게 외쳐야 한다.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
제공하다
셰프가 오늘 우리에게 직접 음식을 제공한다.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
치다
불행하게도 많은 동물들이 여전히 차에 치여 있다.