単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
投げる
彼はコンピューターを怒って床に投げました。
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
あえてする
彼らは飛行機から飛び降りる勇気がありました。
cms/verbs-webp/83661912.webp
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
準備する
彼らはおいしい食事を準備します。
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
楽しむ
彼女は人生を楽しんでいます。
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
繰り返す
その生徒は1年間を繰り返しました。
cms/verbs-webp/58292283.webp
eisen
Hij eist compensatie.
要求する
彼は賠償を要求しています。
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
切り刻む
サラダのためにはキュウリを切り刻む必要があります。
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
覆う
彼女はパンにチーズを覆っています。
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
言及する
教師は板に書かれている例を言及します。
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
駐車する
車は地下駐車場に駐車されている。
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
引き抜く
彼はその大きな魚をどうやって引き抜くつもりですか?
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
燃え尽きる
火は森の多くを燃え尽きるでしょう。