単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
出版する
出版社は多くの本を出版しました。
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
踏む
この足で地面に踏み込むことができません。
cms/verbs-webp/119289508.webp
houden
Je mag het geld houden.
保つ
そのお金を保持してもいいです。
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
つながっている
地球上のすべての国々は相互につながっています。
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
引き起こす
アルコールは頭痛を引き起こすことができます。
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
休みの証明を取る
彼は医者から休みの証明を取らなければなりません。
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
ぶら下がる
二人とも枝にぶら下がっています。
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
悪く言う
クラスメートは彼女のことを悪く言います。
cms/verbs-webp/118343897.webp
samenwerken
We werken samen als een team.
協力する
私たちはチームとして協力して働きます。
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
仕える
犬は飼い主に仕えるのが好きです。
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
知る
奇妙な犬たちは互いに知り合いたいです。
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
給仕する
シェフが今日私たちに直接給仕しています。