単語
動詞を学ぶ – オランダ語
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
出版する
出版社は多くの本を出版しました。
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
踏む
この足で地面に踏み込むことができません。
houden
Je mag het geld houden.
保つ
そのお金を保持してもいいです。
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
つながっている
地球上のすべての国々は相互につながっています。
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
引き起こす
アルコールは頭痛を引き起こすことができます。
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
休みの証明を取る
彼は医者から休みの証明を取らなければなりません。
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
ぶら下がる
二人とも枝にぶら下がっています。
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
悪く言う
クラスメートは彼女のことを悪く言います。
samenwerken
We werken samen als een team.
協力する
私たちはチームとして協力して働きます。
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
仕える
犬は飼い主に仕えるのが好きです。
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
知る
奇妙な犬たちは互いに知り合いたいです。