単語
動詞を学ぶ – オランダ語
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
簡略化する
子供のために複雑なものを簡略化する必要があります。
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
開けておく
窓を開けておくと、泥棒を招くことになる!
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
座る
彼女は夕日の海辺に座っています。
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
命じる
彼は自分の犬に命じます。
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
ダイヤルする
彼女は電話を取り上げて番号をダイヤルしました。
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
スピーチする
政治家は多くの学生の前でスピーチしています。
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
感謝する
それに非常に感謝しています!
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
再会する
彼らはついに再び会います。
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
開く
お祭りは花火で開かれた。
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
貯める
その少女はお小遣いを貯めています。
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
理解する
私はついに課題を理解しました!