単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/74119884.webp
openen
Het kind opent zijn cadeau.
開ける
子供が彼のプレゼントを開けている。
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
呼ぶ
その少女は友達を呼んでいる。
cms/verbs-webp/92054480.webp
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
行く
ここにあった湖はどこへ行ったのですか?
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
投げる
彼はボールをバスケットに投げます。
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
広げる
彼は両腕を広げます。
cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
開ける
この缶を開けてもらえますか?
cms/verbs-webp/131098316.webp
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
結婚する
未成年者は結婚することが許されません。
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
蹴る
武道では、うまく蹴ることができなければなりません。
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
動作する
バイクが壊れています。もう動きません。
cms/verbs-webp/99602458.webp
beperken
Moet handel worden beperkt?
制限する
貿易を制限すべきですか?
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
つながっている
地球上のすべての国々は相互につながっています。
cms/verbs-webp/115113805.webp
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
チャットする
彼らはお互いにチャットします。