単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
出かける
女の子たちは一緒に出かけるのが好きです。
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
説得する
彼女はよく娘を食べるように説得しなければなりません。
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
駐車する
自転車は家の前に駐車されている。
cms/verbs-webp/67232565.webp
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
合意する
近隣住民は色について合意できなかった。
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
触る
彼は彼女に優しく触れました。
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
導く
彼はチームを導くことを楽しんでいます。
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
向かって走る
少女は母親に向かって走ります。
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
接続する
この橋は二つの地域を接続しています。
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
走り始める
アスリートは走り始めるところです。
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
響く
彼女の声は素晴らしい響きがします。
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
保証する
保険は事故の場合の保護を保証します。
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
取り壊される
多くの古い家が新しいもののために取り壊されなければなりません。