単語
動詞を学ぶ – オランダ語

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
繰り返す
それをもう一度繰り返してもらえますか?

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
チャットする
彼はよく隣人とチャットします。

blind worden
De man met de badges is blind geworden.
盲目になる
バッジを持った男性は盲目になりました。

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
動く
たくさん動くのは健康に良いです。

houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
好む
彼女は野菜よりもチョコレートが好きです。

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
訂正する
先生は生徒のエッセイを訂正します。

deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
参加する
彼はレースに参加しています。

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
追いかける
母は息子の後を追いかけます。

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
飲む
牛たちは川の水を飲みます。

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
描写する
色をどのように描写できますか?

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
取っておく
毎月後のためにお金を取っておきたいです。
