単語
動詞を学ぶ – オランダ語

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
取り上げる
この議論を何度も取り上げなければなりませんか?

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
ダイヤルする
彼女は電話を取り上げて番号をダイヤルしました。

veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
変わる
気候変動のせいで多くのことが変わりました。

bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
議論する
同僚たちは問題を議論しています。

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
現れる
途端に巨大な魚が水中に現れました。

drukken
Hij drukt op de knop.
押す
彼はボタンを押します。

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
与える
父は息子にお小遣いをもっと与えたいと思っています。

walgen van
Ze walgde van spinnen.
嫌悪する
彼女はクモに嫌悪感を抱いています。

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
雇う
応募者は雇われました。

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
入る
船が港に入っています。

blind worden
De man met de badges is blind geworden.
盲目になる
バッジを持った男性は盲目になりました。
