‫אוצר מילים‬

למד פעלים – הולנדית

cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
לשכב
הילדים שוכבים יחד על הדשא.
cms/verbs-webp/23257104.webp
duwen
Ze duwen de man het water in.
לדחוף
הם מדחפים את האיש למים.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
לשלוח
הסחורה תישלח אלי בחבילה.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
השאיר
הם השאירו את הילד שלהם בתחנה בטעות.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
היית צריך
היית צריך לעשות את זה לפני שעה!
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
לזרוק ל
הם זורקים את הכדור אחד לשני.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
לפרגן
הוא זוכה במדליה.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
הרוג
אני אהרוג את הזבוב!
cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
להצטרף
אפשר להצטרף אליך בנסיעה?
cms/verbs-webp/124458146.webp
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
השאיר
הבעלים השאירו את הכלבים שלהם אצלי לטיול.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
לצאת
היא יוצאת עם הנעליים החדשות.
cms/verbs-webp/118549726.webp
controleren
De tandarts controleert de tanden.
בודק
הרופא השיניים בודק את השניים.