Vocabulario
Aprender verbos – neerlandés

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
escribir por todas partes
Los artistas han escrito por toda la pared entera.

staan
De bergbeklimmer staat op de top.
estar
El montañista está en la cima.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
encontrar
A veces se encuentran en la escalera.

liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
mentir
A veces hay que mentir en una situación de emergencia.

bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
construir
¿Cuándo se construyó la Gran Muralla China?

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
gravar
Las empresas son gravadas de diversas maneras.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
sospechar
Él sospecha que es su novia.

vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
partir
El barco parte del puerto.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
contratar
La empresa quiere contratar a más personas.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
conectar
Este puente conecta dos barrios.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
suceder
¿Le sucedió algo en el accidente laboral?
