词汇

学习动词 – 荷兰语

cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
支持
两个朋友总是想互相支持。
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
停放
自行车停在房子前面。
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnachten
We overnachten in de auto.
过夜
我们打算在车里过夜。
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
照顾
我们的儿子非常照顾他的新车。
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
报到
每个人都向船长报到。
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
熟悉
她对电不熟悉。
cms/verbs-webp/75001292.webp
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
开走
绿灯亮起时,汽车开走了。
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
孩子们喜欢骑自行车或滑板车。
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
解雇
老板解雇了他。
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
讨论
同事们正在讨论这个问题。
cms/verbs-webp/115113805.webp
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
聊天
他们互相聊天。
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
解释
爷爷向孙子解释这个世界。