词汇
学习动词 – 荷兰语

vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
请求
他向她请求宽恕。

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
检查
这个实验室里检查血样本。

missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
错过
他错过了进球的机会。

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
建议
女人向她的朋友提出了建议。

werken
Ze werkt beter dan een man.
工作
她工作得比男人好。

aanraken
Hij raakte haar teder aan.
触摸
他温柔地触摸了她。

versturen
Ze wil de brief nu versturen.
寄出
她现在想要寄出那封信。

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
回应
她以一个问题回应。

beperken
Moet handel worden beperkt?
限制
贸易应该被限制吗?

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
从事
她从事一种不寻常的职业。

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
调慢
很快我们又要把时钟调慢。
