词汇

学习动词 – 荷兰语

cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
吃早餐
我们更喜欢在床上吃早餐。
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
走路
这群人走过了一座桥。
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
喜欢
她更喜欢巧克力而不是蔬菜。
cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
打开
你能帮我打开这个罐头吗?
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
知道
孩子知道他的父母在争吵。
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
穿过
猫可以从这个洞穿过吗?
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
说服
她经常要说服她的女儿吃东西。
cms/verbs-webp/34567067.webp
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
搜寻
警察正在搜寻罪犯。
cms/verbs-webp/99951744.webp
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
怀疑
他怀疑那是他的女友。
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
两者都挂在树枝上。
cms/verbs-webp/106088706.webp
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
站起来
她再也不能自己站起来了。
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
搬家
我的侄子正在搬家。