词汇

学习动词 – 荷兰语

cms/verbs-webp/111021565.webp
walgen van
Ze walgde van spinnen.
厌恶
她对蜘蛛感到厌恶。
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
雇佣
申请者被雇佣了。
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
享受
她享受生活。
cms/verbs-webp/119913596.webp
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
父亲想给儿子一些额外的钱。
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
孩子们喜欢听她的故事。
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
度过
她必须用很少的钱度过。
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
触摸
他温柔地触摸了她。
cms/verbs-webp/853759.webp
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
售清
这些商品正在被售清。
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
失明
戴徽章的男子已经失明了。
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
介绍
他正在向他的父母介绍他的新女友。
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
垂下
吊床从天花板上垂下。
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
她很快就要生了。