词汇
学习动词 – 荷兰语

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
使无言以对
惊喜使她无言以对。

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
留出
我想每个月都留出一些钱以备后用。

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
建议
女人向她的朋友提出了建议。

knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
拥抱
他拥抱他年迈的父亲。

moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
觉得困难
他们都觉得告别很困难。

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
和好
结束你们的争斗,和好如初吧!

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
坐下
她在日落时分坐在海边。

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
送货
他给家里送披萨。

uitkomen
Wat komt er uit het ei?
出来
蛋里面出来的是什么?

roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
喊叫
这个男孩尽他所能大声喊叫。

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
改进
她想改善自己的身材。
