词汇
学习动词 – 荷兰语

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
留开
谁把窗户留开,就邀请小偷进来!

moeten
Men zou veel water moeten drinken.
应该
人们应该多喝水。

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
听
她听了,听到了一个声音。

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
挂
两者都挂在树枝上。

willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
想离开
她想离开她的酒店。

vertellen
Ze vertelde me een geheim.
告诉
她告诉了我一个秘密。

redden
De dokters konden zijn leven redden.
挽救
医生们成功地挽救了他的生命。

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
踩
我不能用这只脚踩地。

doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
穿过
猫可以从这个洞穿过吗?

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
绕行
汽车在圆圈里绕行。

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
重复
你可以重复一下吗?
