Ordforråd
Lær verb – Dutch

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
skape
Han har skapt ein modell for huset.

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
tilhøyre
Kona mi tilhøyrer meg.

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
forlate
Turistar forlater stranda ved middagstid.

oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
øve
Han øver kvar dag med skateboardet sitt.

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
gjenta
Papegøyen min kan gjenta namnet mitt.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
selje
Handelsmennene sel mange varer.

genieten
Ze geniet van het leven.
nyte
Ho nyter livet.

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
passere
Middelalderperioden har passert.

melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
melde frå til
Alle om bord melder frå til kapteinen.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
forstå
Eg kan ikkje forstå deg!

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
tåle
Ho kan ikkje tåle songen.
