Woordenlijst

Noors – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/43483158.webp
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/73649332.webp
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/92266224.webp
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/36190839.webp
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/129203514.webp
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.