Woordenlijst

Noors – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/55788145.webp
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/105238413.webp
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/71260439.webp
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/31726420.webp
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.