Woordenlijst

Lets – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/118861770.webp
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.