Woordenlijst

Lets – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.