Woordenlijst

выезжать

Сосед выезжает.

vyyezzhat‘

Sosed vyyezzhayet.

verhuizen

De buurman verhuist.

выжимать

Она выжимает лимон.

vyzhimat‘

Ona vyzhimayet limon.

uitknijpen

Ze knijpt de citroen uit.

открывать

Сейф можно открыть секретным кодом.

otkryvat‘

Seyf mozhno otkryt‘ sekretnym kodom.

openen

De kluis kan worden geopend met de geheime code.

поражаться

Она поразилась, получив новости.

porazhat‘sya

Ona porazilas‘, poluchiv novosti.

verbazen

Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

бежать за

Мать бежит за своим сыном.

bezhat‘ za

Mat‘ bezhit za svoim synom.

achterna rennen

De moeder rent achter haar zoon aan.

включить

Включите телевизор!

vklyuchit‘

Vklyuchite televizor!

aanzetten

Zet de TV aan!

прыгать вокруг

Ребенок радостно прыгает вокруг.

prygat‘ vokrug

Rebenok radostno prygayet vokrug.

rondspringen

Het kind springt vrolijk in het rond.

заканчиваться

Маршрут заканчивается здесь.

zakanchivat‘sya

Marshrut zakanchivayetsya zdes‘.

eindigen

De route eindigt hier.

начинать бег

Атлет собирается начать бег.

nachinat‘ beg

Atlet sobirayetsya nachat‘ beg.

beginnen met rennen

De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

толкать

Они толкают человека в воду.

tolkat‘

Oni tolkayut cheloveka v vodu.

duwen

Ze duwen de man het water in.

вознаграждать

Его вознаградили медалью.

voznagrazhdat‘

Yego voznagradili medal‘yu.

belonen

Hij werd beloond met een medaille.

выбирать

Она выбирает новые солнцезащитные очки.

vybirat‘

Ona vybirayet novyye solntsezashchitnyye ochki.

uitzoeken

Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.