Woordenlijst

путешествовать

Нам нравится путешествовать по Европе.

puteshestvovat‘

Nam nravitsya puteshestvovat‘ po Yevrope.

reizen

We reizen graag door Europa.

надеяться

Многие надеются на лучшее будущее в Европе.

nadeyat‘sya

Mnogiye nadeyutsya na luchsheye budushcheye v Yevrope.

hopen

Velen hopen op een betere toekomst in Europa.

отставать

Часы отстают на несколько минут.

otstavat‘

Chasy otstayut na neskol‘ko minut.

achterlopen

De klok loopt een paar minuten achter.

сжигать

Огонь сожжет много леса.

szhigat‘

Ogon‘ sozhzhet mnogo lesa.

afbranden

Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

ослепнуть

Человек с значками ослеп.

oslepnut‘

Chelovek s znachkami oslep.

blind worden

De man met de badges is blind geworden.

изучать

В моем университете учится много женщин.

izuchat‘

V moyem universitete uchitsya mnogo zhenshchin.

studeren

Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

жечь

Мясо не должно обжигаться на гриле.

zhech‘

Myaso ne dolzhno obzhigat‘sya na grile.

branden

Het vlees mag niet branden op de grill.

захватить

Саранча захватила все вокруг.

zakhvatit‘

Sarancha zakhvatila vse vokrug.

overnemen

De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

нанимать

Компания хочет нанять больше людей.

nanimat‘

Kompaniya khochet nanyat‘ bol‘she lyudey.

aannemen

Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

плавать

Она регулярно плавает.

plavat‘

Ona regulyarno plavayet.

zwemmen

Ze zwemt regelmatig.

строить

Дети строят высокую башню.

stroit‘

Deti stroyat vysokuyu bashnyu.

bouwen

De kinderen bouwen een hoge toren.

возвращаться

Бумеранг вернулся.

vozvrashchat‘sya

Bumerang vernulsya.

terugkomen

De boemerang kwam terug.