Woordenlijst

делить

Они делят домашние дела между собой.

delit‘

Oni delyat domashniye dela mezhdu soboy.

verdelen

Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

бояться

Мы боимся, что человек серьезно пострадал.

boyat‘sya

My boimsya, chto chelovek ser‘yezno postradal.

vrezen

We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.

помогать

Все помогают ставить палатку.

pomogat‘

Vse pomogayut stavit‘ palatku.

helpen

Iedereen helpt de tent opzetten.

называть

Сколько стран вы можете назвать?

nazyvat‘

Skol‘ko stran vy mozhete nazvat‘?

noemen

Hoeveel landen kun je noemen?

веселиться

Мы хорошо повеселились на ярмарке!

veselit‘sya

My khorosho poveselilis‘ na yarmarke!

plezier hebben

We hebben veel plezier gehad op de kermis!

выбегать

Она выбегает в новых туфлях.

vybegat‘

Ona vybegayet v novykh tuflyakh.

naar buiten rennen

Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

выбирать

Она выбирает новые солнцезащитные очки.

vybirat‘

Ona vybirayet novyye solntsezashchitnyye ochki.

uitzoeken

Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

обанкротиться

Бизнес, вероятно, скоро обанкротится.

obankrotit‘sya

Biznes, veroyatno, skoro obankrotitsya.

failliet gaan

Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

поднимать

Вертолет поднимает двух мужчин.

podnimat‘

Vertolet podnimayet dvukh muzhchin.

optrekken

De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

возвращаться

Бумеранг вернулся.

vozvrashchat‘sya

Bumerang vernulsya.

terugkomen

De boemerang kwam terug.

случаться

С ним что-то случилось в рабочей аварии?

sluchat‘sya

S nim chto-to sluchilos‘ v rabochey avarii?

overkomen

Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

приносить

Доставщик приносит еду.

prinosit‘

Dostavshchik prinosit yedu.

brengen

De bezorger brengt het eten.