Woordenlijst

Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/109588921.webp
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/85010406.webp
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.