词汇

学习动词 – 荷兰语

cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
收获
我们收获了很多葡萄酒。
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
发生
他在工作事故中发生了什么事?
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
送回
母亲开车送女儿回家。
cms/verbs-webp/74176286.webp
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
保护
母亲保护她的孩子。
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
处理
必须处理问题。
cms/verbs-webp/90539620.webp
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
过去
时间有时过得很慢。
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
迷路
我在路上迷路了。
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
增加
公司增加了其收入。
cms/verbs-webp/8482344.webp
kussen
Hij kust de baby.
亲吻
他亲吻了婴儿。
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
经过
两人彼此经过。
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
拔出
他怎么拔出那条大鱼?
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
依赖
他是盲人,依赖外部帮助。