词汇
学习动词 – 荷兰语

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
转向
他们相互转向。

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
放手
你不能放开握住的东西!

raden
Je moet raden wie ik ben!
猜测
你必须猜我是谁!

uitgaan
Ze stapt uit de auto.
出来
她从车里出来。

ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
支持
我们支持我们孩子的创造力。

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
保护
必须保护孩子。

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
忘记
她不想忘记过去。

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
住
他们住在合租公寓里。

moeten
Hij moet hier uitstappen.
必须
他必须在这里下车。

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
到达
许多人在度假时乘坐露营车到达。

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
注意
人们必须注意路标。
