词汇
学习动词 – 荷兰语
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
站起来
她再也不能自己站起来了。
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
得到病假条
他必须从医生那里得到一个病假条。
geloven
Veel mensen geloven in God.
相信
许多人相信上帝。
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
导致
太多的人很快会导致混乱。
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
描述
如何描述颜色?
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
销毁
文件将被完全销毁。
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
告诉
我有重要的事情要告诉你。
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
讨论
同事们正在讨论这个问题。
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
出来
蛋里面出来的是什么?
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
处理
他必须处理所有这些文件。
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
爱
她非常爱她的猫。