Лексика

Вивчайте дієслова – нідерландська

cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
отримувати
Він отримує гарну пенсію у старості.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
починати
Школа тільки починається для дітей.
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
прощати
Вона ніколи не пробачить йому це!
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
відмовлятися
Дитина відмовляється від їжі.
cms/verbs-webp/84943303.webp
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
знаходитися
Перлина знаходиться всередині мушлі.
cms/verbs-webp/92145325.webp
kijken
Ze kijkt door een gat.
дивитися
Вона дивиться через дірку.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
висіти
Гамак висить зі стелі.
cms/verbs-webp/46998479.webp
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
обговорювати
Вони обговорюють свої плани.
cms/verbs-webp/74036127.webp
missen
De man heeft zijn trein gemist.
пропускати
Чоловік пропустив свій потяг.
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
приносити
Посланець приносить пакунок.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
малювати
Вона розмалювала свої руки.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
усвідомлювати
Дитина усвідомлює сварку своїх батьків.