Besedni zaklad

Naučite se glagolov – nizozemščina

cms/verbs-webp/119501073.webp
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
ležati nasproti
Tam je grad - leži ravno nasproti!
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
dokazati
Želi dokazati matematično formulo.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
deliti
Gospodinjska dela si delijo med seboj.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
čistiti
Delavec čisti okno.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
skrbeti za
Naš hišnik skrbi za odstranjevanje snega.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
ustvarjati
Elektriko ustvarjamo z vetrom in sončno svetlobo.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
izhajati
Dekleta rada izhajajo skupaj.
cms/verbs-webp/120015763.webp
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
želesti iziti
Otrok želi iti ven.
cms/verbs-webp/70624964.webp
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
zabavati se
Na sejmišču smo se zelo zabavali!
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
opraviti
Študenti so opravili izpit.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
vrniti
Bumerang se je vrnil.