Woordenlijst

Servisch – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/117311654.webp
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/90643537.webp
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/68435277.webp
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/105504873.webp
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/11497224.webp
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.