Woordenlijst

Fins – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/40129244.webp
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/123179881.webp
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/77883934.webp
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/124458146.webp
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.