Woordenlijst

Grieks – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/27564235.webp
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/90309445.webp
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/113136810.webp
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.