単語
動詞を学ぶ – オランダ語

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
適している
その道は自転車乗りには適していません。

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
向かう
彼らはお互いに向かいます。

op handen zijn
Een ramp is op handen.
差し迫る
災害が差し迫っています。

volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
ついてくる
私がジョギングすると、私の犬はついてきます。

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
戦う
消防署は空から火事と戦っています。

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
互いに見る
彼らは長い間互いを見つめ合った。

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
乗る
子供たちは自転車やキックボードに乗るのが好きです。

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
通す
国境で難民を通すべきですか?

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
驚かせる
彼女は両親にプレゼントで驚かせました。

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
引き抜く
彼はその大きな魚をどうやって引き抜くつもりですか?

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
完了する
彼は毎日ジョギングルートを完了します。
