単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
適している
その道は自転車乗りには適していません。
cms/verbs-webp/31726420.webp
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
向かう
彼らはお互いに向かいます。
cms/verbs-webp/105785525.webp
op handen zijn
Een ramp is op handen.
差し迫る
災害が差し迫っています。
cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
ついてくる
私がジョギングすると、私の犬はついてきます。
cms/verbs-webp/36190839.webp
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
戦う
消防署は空から火事と戦っています。
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
互いに見る
彼らは長い間互いを見つめ合った。
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
乗る
子供たちは自転車やキックボードに乗るのが好きです。
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
通す
国境で難民を通すべきですか?
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
驚かせる
彼女は両親にプレゼントで驚かせました。
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
引き抜く
彼はその大きな魚をどうやって引き抜くつもりですか?
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
完了する
彼は毎日ジョギングルートを完了します。
cms/verbs-webp/75195383.webp
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
である
悲しむべきではありません!