単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/33688289.webp
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
中に入れる
見知らぬ人を中に入れてはいけません。
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
印刷する
書籍や新聞が印刷されています。
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
触る
農夫は彼の植物に触ります。
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
上回る
鯨は体重ですべての動物を上回ります。
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
道を見失う
戻る道が見つからない。
cms/verbs-webp/61162540.webp
activeren
De rook activeerde het alarm.
引き起こす
煙が警報を引き起こしました。
cms/verbs-webp/77883934.webp
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
十分である
もう十分、うるさいです!
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
寄る
医者たちは毎日患者のところに寄ります。
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
持ってくる
ピザの配達員がピザを持ってきます。
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
拒否する
子供はその食べ物を拒否します。
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
想像する
彼女は毎日新しいことを想像します。
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
通り過ぎる
二人はお互いに通り過ぎます。