Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

beginnen
De soldaten beginnen.
početi
Vojnici počinju.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
goniti
Kauboji goniti stoku s konjima.

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
otpremiti
Ovaj paket će uskoro biti otpremljen.

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
ulaziti
Brod ulazi u luku.

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
zaboraviti
Sada je zaboravila njegovo ime.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
zamišljati
Ona svakodnevno zamišlja nešto novo.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
uputiti
Učitelj se upućuje na primjer na ploči.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
gledati jedno drugo
Dugo su se gledali.

meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
pratiti razmišljanje
U kartama moraš pratiti razmišljanje.

controleren
De tandarts controleert de tanden.
provjeriti
Zubar provjerava zube.

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
gledati
Na odmoru sam pogledao mnoge znamenitosti.
