Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais

voorzichtig
de voorzichtige jongen
prudent
le garçon prudent

zonnig
een zonnige lucht
ensoleillé
un ciel ensoleillé

verwisselbaar
drie verwisselbare baby‘s
interchangeable
trois bébés interchangeables

verdrietig
het verdrietige kind
triste
l‘enfant triste

jaarlijks
de jaarlijkse toename
annuel
l‘augmentation annuelle

moeilijk
de moeilijke bergbeklimming
difficile
l‘ascension difficile d‘une montagne

paars
paarse lavendel
violet
du lavande violet

actief
actieve gezondheidsbevordering
actif
la promotion active de la santé

dronken
een dronken man
ivre
un homme ivre

eenzaam
de eenzame weduwnaar
solitaire
le veuf solitaire

vrijgezel
de vrijgezelle man
célibataire
un homme célibataire
