Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais
blauw
blauwe kerstballen
bleu
boules de Noël bleues
nat
de natte kleding
mouillé
les vêtements mouillés
gevarieerd
een gevarieerd fruitaanbod
varié
une offre de fruits variée
dwaas
het dwaze paar
niais
un couple niais
voorzichtig
de voorzichtige jongen
prudent
le garçon prudent
toekomstig
een toekomstige energieproductie
futur
une production d‘énergie future
perfect
het perfecte glas-in-lood roosvenster
parfait
le rosace en verre parfait
beschikbaar
de beschikbare speeltuin
existant
le terrain de jeux existant
speciaal
de speciale interesse
spécial
un intérêt spécial
dringend
dringende hulp
urgent
l‘aide urgente
nucleair
de nucleaire explosie
atomique
l‘explosion atomique