Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais
homoseksueel
twee homoseksuele mannen
homosexuel
les deux hommes homosexuels
besneeuwd
besneeuwde bomen
enneigé
les arbres enneigés
wekelijks
de wekelijkse vuilnisophaaldienst
hebdomadaire
la collecte hebdomadaire des ordures
derde
een derde oog
troisième
un troisième œil
protestants
de protestantse priester
évangélique
le prêtre évangélique
nieuw
het nieuwe vuurwerk
nouveau
le feu d‘artifice nouveau
avondlijk
een avondlijke zonsondergang
vespéral
un coucher de soleil vespéral
smal
de smalle hangbrug
étroit
le pont suspendu étroit
wit
het witte landschap
blanc
le paysage blanc
jaarlijks
de jaarlijkse toename
annuel
l‘augmentation annuelle
vet
een vet persoon
gras
une personne grasse