Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais

wolkenloos
een wolkenloze hemel
sans nuages
un ciel sans nuages

failliet
de failliete persoon
en faillite
la personne en faillite

vruchtbaar
vruchtbare grond
fertile
un sol fertile

hartig
de hartige soep
copieux
la soupe copieuse

verontwaardigd
een verontwaardigde vrouw
indigné
une femme indignée

bruikbaar
bruikbare eieren
utilisable
œufs utilisables

fijn
het fijne zandstrand
fin
la plage de sable fin

naïef
het naïeve antwoord
naïf
la réponse naïve

verrast
de verraste junglebezoeker
surpris
le visiteur de la jungle surpris

vol
een volle winkelwagen
plein
un caddie plein

uitstekend
een uitstekend idee
excellent
une excellente idée
