Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais

slim
het slimme meisje
intelligent
la fille intelligente

verlegen
een verlegen meisje
timide
une fille timide

stil
een stille hint
silencieux
un indice silencieux

reëel
de reële waarde
réel
la valeur réelle

afzonderlijk
de afzonderlijke boom
individuel
l‘arbre individuel

ongewoon
ongewone paddenstoelen
inhabituel
des champignons inhabituels

gelijkend
twee gelijkende vrouwen
semblable
deux femmes semblables

jong
de jonge bokser
jeune
le boxeur jeune

vrolijk
de vrolijke verkleedpartij
drôle
le déguisement drôle

haastig
de gehaaste kerstman
pressé
le Père Noël pressé

zacht
het zachte bed
doux
le lit doux
