Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais

ondeugend
het ondeugende kind
indiscipliné
l‘enfant indiscipliné

klaar
de klaarstaande hardlopers
prêt
les coureurs prêts

winters
het winterse landschap
hivernal
le paysage hivernal

rond
de ronde bal
rond
le ballon rond

somber
een sombere hemel
sombre
un ciel sombre

onwaarschijnlijk
een onwaarschijnlijke worp
improbable
un jet improbable

schoon
schone was
propre
le linge propre

waarschijnlijk
het waarschijnlijke gebied
probable
une zone probable

wit
het witte landschap
blanc
le paysage blanc

duidelijk
de duidelijke bril
clair
les lunettes claires

zorgvuldig
een zorgvuldige autowasbeurt
soigneux
un lavage de voiture soigneux
