Vocabulaire
Apprendre les adjectifs – Néerlandais
haastig
de gehaaste kerstman
pressé
le Père Noël pressé
blauw
blauwe kerstballen
bleu
boules de Noël bleues
sterk
de sterke vrouw
fort
la femme forte
fijn
het fijne zandstrand
fin
la plage de sable fin
avondlijk
een avondlijke zonsondergang
vespéral
un coucher de soleil vespéral
compleet
een complete regenboog
complet
un arc-en-ciel complet
vereist
de vereiste winterbanden
nécessaire
les pneus d‘hiver nécessaires
dom
een domme vrouw
idiot
une femme idiote
veilig
veilige kleding
sûr
des vêtements sûrs
zichtbaar
de zichtbare berg
visible
la montagne visible
paars
paarse lavendel
violet
du lavande violet