Vocabulary
Learn Adjectives – Dutch

kort
een korte blik
short
a short glance

droog
de droge was
dry
the dry laundry

paars
de paarse bloem
violet
the violet flower

schoon
schone was
clean
clean laundry

verlegen
een verlegen meisje
shy
a shy girl

eerlijk
de eerlijke eed
honest
the honest vow

uitdrukkelijk
een uitdrukkelijk verbod
explicit
an explicit prohibition

extern
een externe opslag
external
an external storage

succesvol
succesvolle studenten
successful
successful students

eerlijk
een eerlijke verdeling
fair
a fair distribution

gezouten
gezouten pinda‘s
salty
salted peanuts
