Vocabulary
Learn Adjectives – Dutch

vol
een volle winkelwagen
full
a full shopping cart

schoon
schone was
clean
clean laundry

gek
de gekke gedachte
crazy
the crazy thought

vreemd
een vreemde eetgewoonte
strange
a strange eating habit

bruikbaar
bruikbare eieren
usable
usable eggs

afzonderlijk
de afzonderlijke boom
single
the single tree

stormachtig
de stormachtige zee
stormy
the stormy sea

kwaad
de kwade collega
evil
the evil colleague

gouden
de gouden pagode
golden
the golden pagoda

verschrikkelijk
de verschrikkelijke rekenoefening
terrible
the terrible calculation

vorige
de vorige partner
previous
the previous partner
