Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
exigir
El meu net m’exigeix molt.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
tallar
Per l’amanida, has de tallar el cogombre.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
conviure
Els dos planejen conviure aviat.
cms/verbs-webp/117658590.webp
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
extingir-se
Molts animals s’han extingit avui.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
completar
Ells han completat la tasca difícil.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
deixar
Ell ha deixat la seva feina.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
funcionar
Aquesta vegada no ha funcionat.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
començar
Els excursionistes van començar d’hora al matí.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
explicar
L’avi explica el món al seu net.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
acompanyar
El gos els acompanya.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
recompensar
Ell va ser recompensat amb una medalla.
cms/verbs-webp/120762638.webp
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
dir
Tinc una cosa important a dir-te.