Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
красить
Он красит стену в белый цвет.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
слушать
Он слушает ее.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
промахнуться
Он промахнулся мимо гвоздя и поранился.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
отправлять
Я отправляю вам письмо.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
обновлять
В наши дни вам нужно постоянно обновлять свои знания.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
пускать
На улице шел снег, и мы пустили их внутрь.
cms/verbs-webp/82604141.webp
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
бросить
Он наступает на брошенную банановую корку.
cms/verbs-webp/120259827.webp
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
критиковать
Босс критикует сотрудника.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
исследовать
В этой лаборатории исследуют пробы крови.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
звучать
Ее голос звучит фантастически.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
перевозить
Грузовик перевозит товары.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
принимать
Здесь принимают кредитные карты.