Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/109099922.webp
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
напоминать
Компьютер напоминает мне о моих встречах.
cms/verbs-webp/122479015.webp
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
резать
Ткань режется по размеру.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
дождаться
Пожалуйста, подождите, скоро ваша очередь!
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
убегать
Наша кошка убежала.
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
бороться
Атлеты борются друг с другом.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
красить
Она покрасила свои руки.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
проезжать мимо
Поезд проезжает мимо нас.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
предпочитать
Многие дети предпочитают конфеты здоровой пище.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
предлагать
Она предложила полить цветы.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
скучать
Ему очень не хватает своей девушки.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
забыть
Она теперь забыла его имя.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
обновлять
Живописец хочет обновить цвет стены.