Словарь

Изучите наречия – нидерландский

cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
наполовину
Стакан наполовину пуст.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
сейчас
Мне звонить ему сейчас?
cms/adverbs-webp/96364122.webp
eerst
Veiligheid komt eerst.
сначала
Безопасность прежде всего.
cms/adverbs-webp/178519196.webp
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
утром
Мне нужно вставать рано утром.
cms/adverbs-webp/29021965.webp
niet
Ik hou niet van de cactus.
не
Мне не нравится кактус.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
один
Я провожу вечер один.
cms/adverbs-webp/78163589.webp
bijna
Ik raakte bijna!
почти
Я почти попал!
cms/adverbs-webp/75164594.webp
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
часто
Торнадо не часто встречаются.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
прочь
Он уносит добычу прочь.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
снова
Они встретились снова.
cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
никогда
Никогда не следует сдаваться.
cms/adverbs-webp/76773039.webp
te veel
Het werk wordt me te veel.
слишком много
Работы становится слишком много для меня.